Vanochtend heeft het PBL een rapport uitgebracht met de effecten van de plannen uit de verkiezingsprogramma’s op de leefomgeving. Energie-Nederland ziet in het rapport de bevestiging dat de onderzochte partijen doorgaan met de ingezette energietransitie. Daarnaast wordt door een aantal politieke partijen hogere reductiedoelen nagestreeft. Het is nu van belang om instrumentarium te krijgen om de reductiedoelstellingen daadwerkelijk te realiseren. Hieronder een reactie van Energie-Nederland op een aantal opvallende analyses uit het rapport.
Reductiedoelen industrie: zorg voor afstemming vraag en aanbod en tijdige infratructuur
Partijen willen de aanvullende reductie vooral in de industrie bereiken. Het aandeel hernieuwbare energie in 2030 stijgt afhankelijk van de partij met 10 tot 20% ten opzichte van het basispad. De analyses in het PBL-rapport laten zien dat deze stijging enerzijds komt door een toename in aanbod van hernieuwbare elektriciteit, bijvoorbeeld door meer wind op zee, en anderzijds door afname van het eindverbruik van energie door bijvoorbeeld weglek.
Energie-Nederland vindt het opvallend dat PBL in de doorrekening maar een deel meeneemt van de totale ambities die partijen hebben ingeleverd voor extra wind en zon, zoals te zien in tabel 1. PBL hanteert namelijk als voorwaarde dat de plannen voor meer aanbod gelijke tred houden met de voorgestelde maatregelen voor extra vraag in industrie en andere sectoren. Afstemming vraag en aanbod is dus essentieel voor een succesvolle transitie in de industrie. Wanneer het aanbod van hernieuwbare energie stijgt, moet de vraag van de industrie meestijgen. Anders is er geen ruimte voor meer aanbod. Dit betekent dat er volop ingezet moet worden op elektrificatie van processen in de industrie.
Tabel 1
Een gebalanceerd pakket aan steunmaatregelen moet zorgen dat vraag en aanbod hand in hand gaan. Dit zorgt voor zekerheid van de vraag naar duurzame energie en daarmee voor investeringszekerheid voor duurzame productiebronnen. Het vertrekken van de industrie uit Nederland is onwenselijk (‘weglek’). In de eerste plaats omdat dit slechts het emissieprobleem verschuift, maar ook omdat dit de vraag naar hernieuwbare opwek onzeker maakt en daarmee investeringszekerheid ondermijnt. Dit is ongunstig voor de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie.
Een andere belangrijke opmerking is dat er in de berekeningen van het PBL verondersteld wordt dat de benodigde energie-infrastructuur tijdig beschikbaar is. Het is belangrijk dat dit ook daadwerkelijk zo is: anders wordt de industrie geconfronteerd met heffingen zonder ook echt te kunnen verduurzamen.
Gebouwde omgeving: snelheid realisatie van belang
De doorrekening laat zien dat partijen substantieel investeren in de transitie in de gebouwde omgeving. Onder andere door het verhogen van subsidiebudgetten (zoals SEEH, ISDE) en verplichte labelsprongen bij wisseling van huurders. Daarnaast willen alle partijen extra budget beschikbaar stellen voor isolatiesubsidies en extra investeren in aardgasvrije wijken (op CDA na).
Energie-Nederland is blij dat partijen bereid zijn om extra te investeren in verduurzaming van de gebouwde omgeving. Daarbij is het financieel ondersteunen van verplichte sprongen in energielabel is een mooie combinatie die goed past binnen een laagdrempelige energietransitie. Het is van belang dat eigenaar-bewoners en verhuurders de nodige stappen kunnen nemen zonder dat woonlasten/huurlasten te veel stijgen.
Om de ambities voor de gebouwde omgeving te realiseren is snelheid van groot belang. Dit vraagt om een zowel collectieve als individuele aanpak. Zo kunnen wijken, waar mogelijk, collectief van het gas af en kan er voor andere huishoudens ingezet worden op het nemen van no-regret maatregelen als isolatiemaatregelen en hybride warmtepompen