“Het momentum van de warmtetransitie dreigt verloren te gaan door discussies over het eigendom van warmtebedrijven.” Dat zegt Cora van Nieuwenhuizen, voorzitter van Energie-Nederland, naar aanleiding van twee studies die concluderen dat het verplichte publieke meerderheidsbelang in de Wet collectieve warmte (Wcw) leidt tot vertraging en mogelijk tot hogere kosten voor huishoudens. Ook is er een risico op juridische complicaties, omdat dit aspect van de wet niet in overeenstemming is met het Europees recht.
Steun voor de doelen
“Wij steunen de doelen van het wetsvoorstel voor meer regie bij de gemeente, versnelling van de uitrol van collectieve warmtesystemen en betere borging van de publieke belangen betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid, maar die doelen zijn sneller te bereiken met minder ingrijpende alternatieven dan een verplicht publiek meerderheidsbelang”, aldus Van Nieuwenhuizen.
Juridisch en financieel-economisch onderzoek
Energie-Nederland heeft de juridische, financiële en inhoudelijke gevolgen van de Wcw laten onderzoeken door A&O Shearman en PwC. A&O Shearman concludeert dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd waarom een verplicht publiek meerderheidsbelang in een warmtebedrijf noodzakelijk is, waarom minder vergaande maatregelen niet mogelijk zijn en dat het verplicht publieke meerderheidsbelang daarom niet voldoet aan het Europeesrechtelijk toetsingskader. PwC constateert dat er minder ingrijpende alternatieven mogelijk zijn.
Vraagtekens
PwC had in een onderzoek (2022) in opdracht van de minister al geconcludeerd dat het voornemen van een verplicht publiek meerderheidsbelang de warmtetransitie zou vertragen. Ook de Raad van State had in haar advies (april 2024) over het wetsvoorstel “vraagtekens bij publiek meerderheidsbelang” in een warmtebedrijf.
Conclusies
De belangrijkste conclusies uit de analyse van PwC zijn de volgende. De publieke belangen in de warmtesector kunnen effectief worden geborgd met wet- en regelgeving. Er is een risico dat het vereiste van een publiek meerderheidsbelang concurrentie verstoort, en daarmee leidt tot hogere kosten en lagere betrouwbaarheid van warmte. Het verplichte publiek meerderheidsbelang leidt naar verwachting tot een daling in private investeringen en daardoor tot een vertraagde uitrol van nieuw collectieve warmtesystemen. Het publiek eigendom leidt weliswaar mogelijk tot lagere financieringskosten, maar dat miskent dat er dan vaak sprake zal zijn van een afwenteling van risico’s (en dus kosten) op de belastingbetaler.
Alternatief: minderheidsbelang van tenminste twintig tot veertig procent
Daarom stelt Energie-Nederland een publiek minderheidsbelang van tussen de twintig tot veertig procent voor. “Zo verliezen wij geen geld en tijd door ervaren partijen uit te sluiten, bieden we gemeenten meer vrijheid en bovendien voldoen we aan het Unierecht,” zegt Van Nieuwenhuizen. In de wet zou dan een verplicht publiek aandelenbelang van bijvoorbeeld minimaal 25% komen. Elk denkbaar hoger belang is dan in de praktijk ook mogelijk, bijvoorbeeld een publiek minderheidsbelang van 40% of 47%; of een publiek meerderheidsbelang van bijvoorbeeld 50% + 1 aandeel, 82% of 100%.
Gedegen Wcw
Energie-Nederland benadrukt dat alle warmtebedrijven uit haar achterban, zowel publieke als private, niets liever willen dan de uitrol van collectieve warmtesystemen te versnellen. Van Nieuwenhuizen: “Energie-Nederland wil bijdragen aan een gedegen Wcw om de doelen van de warmtetransitie zo snel mogelijk te halen. Omdat die doelen juist verder uit beeld dreigen te raken met het voorgestelde verplicht publiek meerderheidsbelang, vindt Energie-Nederland het van belang om hier alternatieven voor aan te reiken en daar het gesprek over te voeren.”
Rapport PwC
Zie hier het rapport van PwC
Rapport A&O Shearman
Zie hier het rapport van A&O Shearman